top of page

De klassieke schouder prothese

Artrose van de schouder kan pijn en verminderde functie van de schouder veroorzaken. Bij artrose is het kraakbeen uitgesleten en zijn er ook beenderige veranderingen.

Er bestaan twee types artrose: de concentrische artrose (fig. 1) en de excentrische artrose (fig. 2).

 

Indien er geen beterschap is met de niet operatieve behandeling (voornamelijk pijnstiller) kan een operatieve behandeling met een prothese worden overwogen.

Deze operaties gebeuren via een open techniek. Een incisie wordt gemaakt anterieur (vooraan) op de schouder.

1. De concentrische artrose

Om toegang te krijgen tot het gewricht wordt een pees (subscapularis) losgemaakt. Aan de zijde van het kommetje wordt  een gecementeerd polyethyleen prothese geplaatst. Aan de zijde van de humeruskop wordt een stemloze kop geplaatst. Indien pre-operatief blijkt dat het bot zwak is wordt een prothese met steel geplaatst. Zo nodig wordt cement gebruikt voor fixatie van de steel. De pees wordt terug vast gehecht aan het bot. De huid wordt gesloten met een Zip line zie (fig.3), een verband dat hechtingen op de huid vervangt.

 

 

2. De excentrische artrose

De excentrische artrose kenmerkt zich door hoogstand van de humerus kop (kop van de bovenarm) tegen het schouder dak of acromion. Er is volledige afscheuring van de pezen waardoor de kop naar boven kan migreren daardoor is het herstel van de pezen onmogelijk. Bij de omgekeerde prothese wordt de verhoudingen van de schouder omgekeerd. Er wordt aan de zijde van het glenoid een bol geplaatst en aan de zijde van de humerus een kom met steel geplaast. De werking van de prothese wordt uitgevoerd door de deltoid spier en niet meer de pezen/spieren van de rotator cuff. Zo nodig wordt cement gebruikt ter fixatie van de steel.

 

 

Operatie

Deze operaties worden uitgevoerd onder een combinatie van algemene verdoving en een plexus (locale) verdoving van de bovenarm. Hierdoor is de algemene verdoving niet zo zwaar en kan de  bloeddruk beter worden gecontroleerd waardoor het betere condities zijn om te opereren (onder andere minder bloeding).

Herstel

Na de operatie verblijft de patiënt 3 dagen in het ziekenhuis. Postoperatief wordt een beperkt drukverband en draagdoek aangelegd (zie fig. 4). De vingers blijven vrij. De kinesitherapie wordt opgestart tijdens hospitalisatie.

De draagdoek wordt voor 4 weken dag en nacht gedragen. Het mag verwijderd worden bij de verzorging en kinesitherapie. Draaibewegingen worden vermeden in de eerste 4 weken. Eerst wordt aan de mobiliteit van de schouder gewerkt met daarna oefeningen om stabilisatie en tonificatie van de schouder en schouderblad te herwinnen.

De Zip line (fig 3) wordt verwijderd na twee weken op de raadpleging orthopedie.

Een opvolgende afspraak na 2 weken wordt meegegeven. Verdere controle op 3, 6 en 12 maanden.

Het herstel verloopt over 6 maanden.

Arbeidsongeschiktheid hangt af van het soort werk. Voor patiënten die zwaar fysisch werk uitvoeren kan de arbeidsongeschiktheid tot 6 maanden duren.

Absoluut rijverbod voor 6 weken.

bottom of page